Geschiedenis van Limmen

Volgens de chronieken werd omstreeks 740 het vervallen kerkje Limbon (waarschijnlijk gesticht door Willibrord of een van zijn volgelingen) herbouwd. Dat maakt Limmen een van de oudste dorpen van Noord-Holland. Het werd daarom in het belangrijkste wegenstelsel opgenomen.

Samen met het gegeven dat Limmen ook gunstig was gelegen ten opzichte van de handelsroute te water, groeide het dorp uit tot belangrijk handelscentrum tot aan het einde van de veertiende eeuw. 

Welvaart verdween

In de vijftiende eeuw raakte het dorp in verval. De rijkeren trokken naar de steden, waardoor het dorp ontvolkte. Veeteelt en akkerbouw maakten moeilijke tijden door. De abdij van Egmond ging ten onder en uiteindelijk verdween alle resterende welvaart. Drie eeuwen lang, tot aan het begin van de 19e eeuw was van enige ontwikkeling nauwelijks sprake.

Bollencentrum van Noord-Kennemerland

Rond 1860 trad voor Limmen economisch herstel in. Met name dankzij de ontsluiting van Noord-Kennemerland, eerst voor railverkeer, later ook voor het wegverkeer. Dit maakte de opkomst van de Limmer bollenteelt mogelijk. In de periode 1902-1927 groeide Limmen uit tot bollencentrum van Noord-Kennemerland.

Werkgelegenheid

Na 1927 nam de werkgelegenheid verder toe en werd tegelijkertijd diverser. Met name de bouwbedrijven en de lichte metaalindustrie zorgden voor arbeidsplaatsen.